Weledele Heer!

Het is mij aangenaam, dat ik voor des Heeren goedheid in gelegenheid ben U wel Edele te kunnen melden van onze reis en gelukkige aankomst in Batavia. Reeds stond ik in twijfel of U weledele met dezen brief niet ook een uittreksel uit mijn journaal zoude toezenden, maar na te hebben geraadpleegd met de andere broederen, kwamen wij overeen voor deze keer dat nog niet te doen, omdat vooreerst de Heeren bij ons vertrek een verslag van onze werkzaamheden wilden hebben, waartoe zich op het schip voor ons weinig of geen gelegenheid daarbood, ten anderen zoude het de Heeren zelfs lastig zijn, van ons 6 over eensoortig onderwerp te lezen. Overigens heeft broeder Gerike van alles, wat er op onze reis voorgevallen een verhaal aan het waarde Genootschap te Rotterdam gezonden waarvan ik hoop het U weledele zal voldoen. Dus zal ik maar eenige punten daarvan noemen om zoo in het kort U weledele te laten hooren van onze reis en andere omstandigheden die ons ontmoet zijn. Zoo als U weledele weet gingen wij op 24 april, na dat wij ons aan de almagtige hands Gods hadden aanbevelen, met zuidoost wind in de zee. Het weer was aangenaam en onze harten waren verblijd dat nu het heugelijke tijdstip voor ons genomen was om uit te gaan en den armen heidenen het Evangelie te kunnen verkondigen. Binnen 5 dagen waren gelukkig de kanaal La Manche gepasseerd. In de Spaanse zee gekomenzijnde kregen reeds met tegenspoed te worstelen, want de wind werd ons regt tegen en wij moesten laveerenwaarbij wij echter in 10 dagen wegens de hooge golven meer terug dan voorwaarts gingen. Den 8 mei werd de wind goed en wij legden bijna in ieder wacht 8 tot 9 mijlen terug, welke dan ook bleef aanhouden, tot dat wij de Canarische Eilanden paseerd waren. Maar nauwelijks hadden wij dezelve achter ons of wij kregen met stilte te worstelen wanneer eens ook op eenige dagen de wind schraal waaide keerde dezelve weder terug voordat wij eerst in 42 dagen de linie bereikten. Iedereen van ons geloofde nu, dat wijeen lange reis zouden hebben, maar aan de Kaap gekomen zijnde verblijde ons de Heer met beter wind. Wel hadden wij hier dikwijls zeer stormachtig zoodat wij meenigmaal in de grootste onrust zatten. Echter liepen wij daarbij ook vliegende door. Zaterdag 11 augustus kwamen wij des namiddags om 2 uur in de straat Lundan en tegen 5 uur waren wij reeds voor Angor, waar, omdat eene gehele stilte intrad bedanker, na verloopvan 109 dagen, ten eerste weder nergens laten werd, en den 17 kwamen wij op de reede voor Batavia. Oh hoe konden wij hier den Heer danken voor alle goedheid welke hij gedurende 115 dagen aan ons had bewezen. Nauwelijks waren de ankers geworpen zoo kregen wij van Domine Lenting eenen brief waarin hij ons meldde, dat hij onzen brief van Angor had ontvangen en dadelijk voor ons logement gezorgd, te weten bij den Eng. Zendeling Medhurst. Om 5 uur des namiddags gingen wij met den kapitein in de stad en reden van daar naar Parapatan, dat nog 2 uren verder is. Hier werden wij van den heer Medhurst en zijne vrouw vriendelijk opgenomen en genieten toto heden veel liefde en vriendschap. Den volgenden dag gingen wij tot tot. D.Lenting, die zeer verblijd was over onze aankomst, en ons raadde met de eerste beste gelegenheid naar Soerabaia te gaan vertrekken omdat daar eerder gelegenheid is te krijgen naar Timor en dan ook kooper te leven is dan hier in Batavia. Hiertoe bood zich ons ook een gunstige gelegenheid daar. De kapitein van der Zweep van dat schip waar wij 4 maanden logeerd hebben , gaat naar Soerabaia om daar lading in te nemen, met welken wij , zoohet den heer behaagt, de aanstaande week willen onze reis voortzetten. Bij onze aankomst hier in Parapatan werden wij niet weinig verlegen toen wij van heer Medhurst hoorden dat de geliefde broeder Tereinden voor omtrent 8 weken overleden is, waarvan U weledele zeker zult gehoord hebben. Oh wie hadde dat gedacht! Daar hij een man was die nog in de beste jaren van zijn leven stond en een nuttig werktuig inde hand des Heeren was en groot zal dan ook het verlies zijn, zoowel voor zijne gemeente en betrekkingen, als ook voor ons, daar wij onder zijne opzicht veel zouden hebben kunnen leeren. Broeder Heijmering heeft ondertusschen zijne plaats vervangen. Bouwers heeft zich hier meerdere eilanden opgehouden en is thans te Soerabaia. Waarschijlijk gaan wij met hem en met de zuster A.van der Veer, die ook nog daar is, tezamen naar Timor. Aangaande het studie op het schip kan ik U weledele niet veel bijzonders schrijven, dewijl het lezen aldaar met veel onrust verbonden is, echter heb ik gedaan zoo veel mij mogelijk was. Gewoonlijk als het weer goed was, bragt ik 2 uren des dags met lezen en nadenken over den Bijbel door, repeteerde hetgeen wat wij bij onze waarde leeraars geleerd hadden, en den overigen tijd des dags besteed ik met lezen andere nuttige boeken. Zondags hebben wij onder ons bij beurt een stichtelijke predikatie gelezen en door gebed en gezang zoo veel mogelijk ons zoeken op te beuren.Hiermede eindig dan dezen letter in de hoop dat Uweledelen onszelven in goeden welstand zult ontvangen. Tot hiertoe heeft het de MAR met mij welgemaakt, waarvoor ik mij verpligt voele nu ook den overigen tijd mijns levens tot zijnen Dienst en eer te besteden. Niets blijft mij te wenschen meer overig, dan dat ik maar eerst in staat mocht zijn met de nog in diepe ellende gedompelde heidenen in hunne totaal over hunne eeuwige belangen te kunnen spreken. Zoo veel als het maar mogelijk is zal ik mij op de Mailaische taal toeleggen, waartoe ik Uweledele hartelijk verzoek voor mij tot den heer om zijnen Goddelijken bijstand te smeeken na mij verder in Uweledele gunst bevolen te hebben, noem ik mij met achting

Uwe gehoorzame dienaar Fried. Wilh. Holtz Parapatan 22ste Augustus 1832